Het debat over de ‘verdozing’ van het Nederlandse landschap is de laatste jaren een stuk prominenter én genuanceerder geworden. Architect/onderzoeker Merten Nefs ziet van dichtbij dat partijen uit de logistieke (vastgoed)sector zich constructief opstellen in beleidsdiscussies. Ze praten zelfs mee over hogere kwaliteit en multifunctioneel grondgebruik, jawel. Maar via de media grossieren ze tegelijkertijd in pijnlijk platte argumenten. Hoe krijgen we het debat snel op een hoger niveau – zonder in platitudes te vervallen?
Ik ben gefascineerd geraakt door de logistieke sector. In principe zou zij de positieve maatschappelijke impact van logistiek prima voor het voetlicht kunnen brengen. Maar waarom wordt dan toch de tactiek van ontkennen-afschuiven-vertragen gebruikt, een redeneerwijze die we kennen van big oil en big tobacco? Wie zijn oor te luisteren legt in de recente debatten rond de grote logistieke bedrijfshallen kan geregeld deze vier defensieve argumenten optekenen:
1. Slechts een tiende procent van het Nederlandse landoppervlak wordt gebruikt voor distributiecentra. Dus waar praten we over? Hoezo verdozing en aantasting van het landschap? De landbouw beslaat wel 57 procent van het grondoppervlak!
Dit argument werd in 2022 veelvuldig door consultants en belangenorganisaties genoemd. Of die 0,1 procent klopt, hangt af van de definitie van distributiecentrum en of we de asfaltvlakken eromheen ook meetellen (dan verdubbelt het al snel). Maar eigenlijk zegt zo’n percentage niet veel. Voor een inwoner van Midden-Brabant of automobilist is de ervaring nu eenmaal dat je de dozen vrijwel overal ziet, soms aardig ingepast en soms minder. Snelwegen, die ook maar een klein deel van ons landoppervlak beslaan, fragmenteren zo wél heel sterk natuur en landschap.
Bovendien, hoe pijnlijk is het dat zoiets ‘kleins’ toch zoveel onvrede veroorzaakt bij burgers en experts. Dit terwijl de sympathie voor de boeren met hun 57 procent ruimtebeslag en veel te hoge uitstoot van schadelijke gassen toch behoorlijk is. De verklaring is simpel: het romantische platteland wordt gewaardeerd en de huidige generatie distributiecentra (en woningbouwlocaties) vormt daarvoor een bedreiging. Erkenning is hier de enige zinnige optie.
2. Iedereen is verantwoordelijk voor de ‘verdozing’, want we willen allemaal online bestellen, gratis retourzending en next-day-delivery. Het is dus gewoon uw eigen schuld.
Een geliefd afschuif-argument. Hoewel we inderdaad (gemiddeld genomen) steeds meer online bestellen, is e-commerce vooral een aanbod-gedreven sector. Het is absurd om te veronderstellen dat de consument hierom gevraagd heeft. Platforms als Ali-express en Bol waren niet eens voorstelbaar voor de meesten totdat ze er waren. Het is in eerste instantie een actieve bedrijfsstrategie om marktaandeel te vergroten en weg te snoepen bij traditionele retail. Ook de gratis retour en next-day-delivery zijn hier instrumenten in. Wie verwachtte dat nou serieus zelf, totdat het werd aangeboden? En wie heeft het werkelijk nodig?
De consument kan bovendien niet kiezen voor goedgeplande distributiecentra bij een online aankoop, zoals ze wel kan kiezen voor een leuke winkel. Op de ruimtelijke impact heeft de consument derhalve geen invloed. Er zijn wel degelijk goede redenen om voorstander te zijn van e-commerce en distributieloodsen: duurzamer transport, binnensteden met meer woningen en minder saaie winkelketens, ouderen die langer thuis kunnen wonen, meer voorraad tijdens calamiteiten zoals een pandemie, et cetera. Maar waarom noemt men deze dan niet?
3. Logistiek levert veel werk op. De sector is een banenmotor en regio’s profiteren hiervan!
Dat klopt feitelijk, terwijl ook daar de cijfers afhangen van wat we wel en niet meetellen. Het is inderdaad een belangrijke sector, die een aanzienlijke bijdrage levert aan het BNP. Niettemin zijn ook hier nuanceringen op hun plaats. Een flink deel van de banen wordt door arbeidsmigranten ingevuld, omdat we er de mensen niet voor hebben. Schattingen lopen uiteen tussen 20 en 30 procent. De aanname is vervolgens vrij automatisch dat zulke werkgelegenheid dan ook gunstig zal zijn voor de economische ontwikkeling van een regio.
Recent ruimtelijk-economisch onderzoek laat zien dat dit niet altijd het geval is. Regio’s die sterk hebben ingezet op distributiecentra hebben weliswaar sterke logistieke ecosystemen, maar presteren juist slechter dan andere regio’s in maakindustrie, agrofood en dienstensector. Er is zelfs een causaal verband gevonden tussen XXL-distributiecentra en een afnemende werkgelegenheid in zones daaromheen. De macrocijfers zijn voor de politiek en de burger in deze discussie niet interessant; het aantonen van lokale en regionale meerwaarde is wél een manier om het draagvlak te vergroten.
4. De meeste big boxes (volgens schattingen door Stec zo’n 75 procent) worden niet gebruikt voor de internationale distributie maar voor eigen productie en consumptie in Nederland. We hebben ze dus vrijwel allemaal echt heel hard nodig!
Ervan uitgaand dat de schatting klopt, is dit eigenlijk helemaal niet zulk geruststellend nieuws. Het betekent immers dat we de hoge offers van congestie en ‘verdozing’ brengen zonder dat Nederland daadwerkelijk een groot distributieland is. Blijkbaar spitst die rol zich vooral toe op het domme doorvoeren van containers en bulkgoederen. Het gaat slechts beperkt om de veel hoogwaardiger handling van goederen in distributiecentra.
Ten tweede is de logistieke sector, die bekend staat om haar efficiëntie en innovatie, blijkbaar toch niet in staat om het huidige consumptieniveau bij te benen in het bestaande areaal van loodsen. De groei is veel groter dan we zouden verwachten op basis van demografie en consumptietoename. Dat is heel goed verklaarbaar omdat bedrijven door Brexit, oorlog en de pandemie grotere voorraden aanhouden. Ook heeft e-commerce nu eenmaal meer voorraad nodig (just-in-case in plaats van just-in-time). Volgens een strateeg van Prologis heeft Brabant het hoogste aandeel distributiecentra per huishouden in Europa, terwijl dat eigenlijk in vergelijking met de VS niet erg veel is – dat heeft alles met die voorraden te maken. Dat legt de sector echter niet vaak uit aan het brede publiek.
Nieuw verhaal
U begrijpt: dit zijn niet de vier argumenten die ik als vertegenwoordiger van de logistieke centra te berde zou brengen in het discours. Wat zou ik dan wél in de media presenteren? Het is niet zo moeilijk: het eerlijke verhaal over de grotere voetafdruk van logistiek. Waarom die nodig is (voorraden die ons land veerkrachtiger maken en bijvoorbeeld ouderen langer thuis kunnen laten wonen) en dat die groei van XXL-gebouwen waarschijnlijk ook weer zal afnemen zodra de e-commerce inhaalslag is gemaakt over een aantal jaar (zie de VS). Vertel ook het eerlijke verhaal over de logistieke banen, waarin de sector verantwoordelijkheid neemt voor het beter huisvesten en begeleiden van arbeidsmigranten. En schets ook het aantrekkelijke perspectief van automatisering in combinatie met interessante banen (refurbishing, robotisering) in de circulaire economie.
In plaats van de pijlen te richten op de consument – natuurlijk is die hypocriet en onwetend – lijkt het me slimmer om deze mee te nemen in een positief verhaal van duurzamere ketens, betere arbeidsomstandigheden en meer aandacht voor de leefomgeving. Laten we daarom gewoon stoppen met onnodig snelle levering en gratis retours. Ik stap meteen over naar het platform dat dit kan aanbieden en daarin ben ik niet de enige. Dat de consument geen race-to-the-bottom eist van bedrijven blijkt uit de huidige campagnes rond het WK in Qatar. Als iets te ver gaat en er zijn alternatieven, is de mening van de consument snel verschoven.
Driedimensionaal mengen
Ik zou zeker wél de pijlen richten op de overheden, die als enige in staat zijn om een gelijk speelveld te creëren op de logistieke vastgoedmarkt – zowel bij de locatiekeuze als de kwaliteit van de gebieds- en gebouwontwikkeling. Die kwaliteit gaat ook over de mogelijkheid om driedimensionaal functies te mengen, zoals woningen naast distributiecentra en MKB en sportvoorzieningen op het dak. De hoge grondprijzen en complexere bestemmingsplannen die hiervoor nodig zijn, worden nog nauwelijks door de overheden aangeboden. En waar blijven de stimulerende maatregelen voor zero-emissie stadsdistributie, die de milieuzones haalbaar moeten maken voor 2030? Bedrijfsleven, experts en overheden kunnen hierover samen veel sneller afspraken in maken dan afgelopen jaren het geval is geweest. Tot het zover is, krijgen we wat we bestellen.